Het Agentschap van s`Gravenhage ”Anno 1925”
Het was omstreeks de dertiger jaren dat een agentschap van de Oranjeboom brouwerijen in Den Haag gevestigd was, deze was toen in de Waldorpstraat, bij de Rijswijkse weg.
Ik zie het nog zo voor mij, in het midden van het pand, een deur naar het kantoor met een grote dubbele toegangsdeur naar de opslagplaats van bier, een eigen kleine ijsfabriek, waar de ijsstaven werden ingevroren, in voorraad lagen, met daarachter de stallen, voor paarden en wagens.
Vanuit dit depot, werd in Den Haag Scheveningen, Voorburg en Rijswijk bezorgt, dit alles geschiede met paarden en wagens, de bezorging was, zonder bestellingen vooraf, met de kar volgeladen ging men door een wijk, en stopte voor het café, winkel, of viszaak, de bezorger vroeg dan aan de eigenaar wat deze wilde hebben, de bezorgers hadden aan pils en ijs voldoende in voorraad, losse flesje meestal voor de vishandel of winkel, en fust (tonnetje) bier was meestal voor het café, het ijs werd bewaard in zinken kist, waar de lange staven ijs s`morgens werden opgeslagen, met een kort mes hakte men rondom een groefje in de staaf, waarna deze gemakkelijk doormidden brak, en op het nekkie (schouder) bracht de koetsier de opgegeven bestelling naar binnen.
Ik zie het nog voor me, dat ik als jongen (woensdag middag) mee ging, hoe mijn vader een aantal flesjes bier onder beide armen en met volle handen kans zag om met een flesje te jongleren, en vloog het soms twee of driemaal rond en door de lucht voor hij dat ene flesje weer opving.
Mijn moeder heeft wel eens verteld dat mijn vader in zijn werk wel eens een geintje uithaalde, met een tweede koetsier naast hem op de bok, zij hij tegen zijn maat, we zullen die stratenmakers die verderop aan het werk waren, eens even laten schrikken, waarna hij de teugels aantrok en met de zweep een tik op het achterwerk van de paarden gaf, en zo vloog hij dan met de wielen van de kar vlak langs de stratenmakers, die natuurlijk schrokken van de herrie en het vlak langs de zojuist bestrate, gedeelte vlogen, alleen wat zij naschreeuwde zijn wij nooit aan de weet gekomen, wel was het zo dat mijn vader stopte en de makers een pilsje gaf, en was het ijs snel ontdooid, ach er was toen ook nog wel wat meer tijd om te stoppen en een praatje te maken, na dit voorval en de flesjes leeg waren gingen de stratenmakers weer aan het werk en vervolgde mijn vader en zijn maat weer hun weg, maar nu druk pratende over dit geintje.
In een stille straat mocht ik dan de leidsels overnemen, en met de zweep in de hand, een klein tikkie geven op de twee achterwerken, die vrolijke heen en weer wiegelde, dan was ik liever alleen, zonder mijn oudere broer, en hoefde ik niet te delen, het was voor ons een hele mooie tijd.
Over de paarden hoorde wij wel aparte verhalen, met een paard hadden zij dikwijls problemen, als het paard geen zin had bleef hij staan, wat ze ook wilde, een helder idee kwam bij mijn vader in zijn bolletje, een paar kranten in de brand onder het paard zijn buik, ze dachten, nu zal die knol wel lopen, “mis” een paar stappen verder stond het paard weer stil, ten einde raad een bosje peen voor de bek was de uitkomst, en als het paard merkte dat ze terug ging naar de Waldorpstraat, dan wilde hij wel.
Ik hoorde mijn vader nog zeggen, de jaren op de bok waren het mooiste, je had altijd leven voor je, en een brok natuur, en je sprak er altijd mee.
Maar de tijd stond niet stil, de techniek zorgde ervoor dat in die tijd de eerste T Fordje zich op de weg vertoonde, het Agentschap kocht met tussenpose dit merk waarbij de eerste bestel wagens met de naam Oranjeboom, vrolijk door de stad reden, wat was voor de koetsier het verschil, om te moeten lessen, en examen te doen, het was een hele grote verandering, steeds meer autorijden, en je trouwe paarden langzaam te zien verdwijnen, voor mij zullen velen stiekem hebben zitten huilen, toen de laatste paarden weg moesten.
Voor mij als jongen was het feest, en mocht met mijn vader mee in de cabine, alleen met de opmerking, kom niet aan de versnellingspook, want meestal bleef de motor draaien, om dan weer naar het volgende adres te rijden, de lucht die je opsnoof van de auto was geheel anders als in die mooie tijd op de bok met de paarden voor je, vooral als een paard zijn staart omhoog haalde en de drollen op de grond vielen, de verse lucht die er vanaf kwam, was niet te vergelijken met de stank die een auto geeft.
Als ik soms nog een paar drollen op straat zie liggen (zeldzaam) dat gaat mijn gedachte terug naar de paarden en denk aan de bok leidsels en de zweep.
Ook vertelde mijn moeder, dat op oudjaar avond in de Schouwburg van Den Haag mijn vader aanwezig moest zijn om een vat bier aan te slaan.
Op die avond werd het bekende stuk van Thomasvaar en Pieternel opgevoerd, alleen tijdens de wisseling van het oude naar het nieuwe jaar, vond dit toneel stuk plaats, op het toneel waren stoelen tafels en geplaatst, waarop een rijk uitgestalde maaltijd te bewonderen was, tijdens het toneelspel nuttigde alle spelers zich aan deze grandioos verzorgde maaltijd, en werd het Oranjeboom bier rijkelijk door mijn vader getapt, en genoot hij natuurlijk ook van al deze heerlijkheden.
Een paar keer heeft mijn vader dit mogen doen, wand het ging bij toerbeurt, zodat de andere personeels leden van het Agentschap dit ook konden beleven,
Ondanks dat mijn vader graag thuis was, heeft hij dit als een uitje mogen beleven.
Later begrepen wij nadat het Agentschap was overgenomen, diverse mensen van betrekking zijn veranderd, en heeft ook mijn vader ontslag genomen, en dat na 17 jaar werken, ander bazen andere eisen. Maar heeft mijn vader het in het oude agentschap het best naar zijn zin gehad
Mijn vader zit geheel links, bovenop een krat bier, met zijn collega`s, achter de paarden, de hoofdingang, links een groot raam, daar was het kantoor van het Agentschap van de Oranjeboom.
Dank voor het lezen van dit verhaal, van een veteraan, Fred van der Kleij, uit Groningen.
woensdag 21 april 2004
Laat een reactie achter